Laarder Bel 12-03-1937

STAD EN LANDE VAN GOOILAND
De Familie Rigter op de lijst gehandhaafd
De Familie Rigter.
De VOORZITTER: Tegen de familie Rigter zijn bezwaren ingebracht door den heer
P. Veerman te Huizen, die voor de toelichting verwijst naar het door hem ingediende
bezwaarschrift. Als gemachtigde van 37 Rigters treedt op de heer K. de Groot
te Huizen.
Het door den heer P. Veerman Gzn. te Huizen d.d. 13 Februari ingediende
bezwaarschrift luidt als volgt:
Ondergeteekende, lid van "Stad en Lande van Gooiland" wendt zich hiermede
tot bovengenoemd Bestuur teneinde bezwaren in te brengen als bedoeld in
art. 12 der Erfgooierswet tegen 't voorkomen van 't geslacht Rigter op de
nieuwe Ledenlijst(Red: 1937).
Onderget. motiveert deze bezwaren op grond van 't feit dat 't geslacht
Rigter niet met name voorkomt op de Ledenlijst van 1708 of later en de
aangegeven afstamming resp. van gerrit Pieters en Tijmen Lammerts slechts
berust op veronderstellingen die geen voldoende bewijslast opleveren.
Ondergeteekende betwist de identiteit van de patronimica met de naam
Rigter, erop wijzend dat de naam Rigter reeds vermeld wordt in 1717 (zie
begrafenisregister Haarlem. Gerrit Hendrik Rigter, 20 jan. 1717) en de
lijst van 1708 de naam Rigter niet bevat.
Als aanwijzing temeer voor groote onzekerheid dienen de volgende gegevens,
overgenomen uit 't register v.d. Impost op 't trouwen te Haarlem:
I. 15 Mei 1734 Pieter Gerrits met Annetje Pieters, pro deo 25 juli 1734:
Arent Gerrits Rigter van Blaricum met Catharina Avenheuvel woont te Emenes.
III. 7 Aug 1734 Jan Gerrits Rigter met Claasje Claasd.
Aangezien uit de verwerking dezer gegevens in de stamboom blijkt dat deze
Rigters ( I en III) niet van één en dezelfde Gerrit afstammen, is de conclusie
dat als Gerrits sub. I aangeduid noodwendig een Rigter moet zijn, niet aannemelijk.
Ook in de verwerking van 't gegeven III ligt een hiaat in de bewijsvoering,
n.l. dat Jan Gerrits Rigter, die huwt met Claasje Claasd, dezelfde Jan zou moeten
zijn die geboren is 6 Dec 1709 als zoon van Gerrit Tijmense en Marietje Lammerts.
Onderget. acht het tenslotte hoogst bevreemdend dat de nakomelingen van
Gerrit Pieters en Tijmen Lammerts (voorkomende op de Ledenlijst van 1708) indien
zij Rigters zouden zijn geweest, alhoewel als landbouw en veeteelt uitoefenend
geslacht belanghebbend, nimmer van hun recht gebruik maakten, terwijl 't voor
hen destijds gemakkelijk ware geweest van de veronderstelde afstamming van Gerrit
Pieters en Tijmen Lammerts te doen blijken, daar zij altijd in Blaricum woonachtig
zijn gebleven.
Ondergeteekende vordert derhalve afvoering van dit geslacht van de Ledenlijst,
zoals deze laatstelijk ter inzage heeft gelegen.
De VOORZITTER merkt op, dat het bezwaarschrift niet is ingebracht tegen personen,
doch tegen het geslacht Rigter. De vraag is of een dergelijk bezwaarschrift
ontvankelijk is. Bovendien spreekt het bezwaarschrift slechts twijfel uit.
De heer DE GROOT wijst er op, dat alle stukken aanwezig zijn. De naam Rigter komt
reeds voor in 1717, toen een Gerrit Hendrik Rigter was overleden, in 1727 in een
register van den impost, in 1735 toen van Pieter Gerrit Rigter te Blaricum een kind
was overleden. Deze stukken berusten in het Rijksarchief te Haarlem. Voorst leest
de heer de Groot eenige notarisstukken voor van 1739 en 1777 om aan te toonen, dat
de Rigters altijd koopkrachtige personen waren.
De reclamant VEERMAN merkt op, dat de menschen vroeger de kerkboeken maar
meekregen naar huis. Zij maakten elkaar maar erfgooier.
De VOORZITTER: Dat is een groote beschuldiging. Spr. gelooft niet, dat ooit een
der pastoors er aan medegewerkt heeft om onjuiste afschriften af te geven.
De heer LUSTIG merkt op, dat niemand ontkend heeft, dat er vroeger Rigters in het
Gooi gewoond hebben. De stukken, die de heer De Groot indient, zijn bekend.
De vraag is slechts, heeft de heer de Groot op een der oude lijsten deze naam ontdekt.
De heer DE NOOY: De overlegde stukken dateren van ná 1727. 't Gaat juist om de
jaren voor dien tijd. Heeft de heer de Groot ook een der Rigters gevonden die het
landbouw bedrijf uitgeoefend hebben?
De VOORZITTER: De reclamant heeft te bewijzen.
De heer KLAARENBEEK vraagt den heer Veerman of die nog andere bewijzen heeft dan
het zeer povere bewijs, dat een groote verdachtmaking is tegen de kerkelijke
autoriteiten, die zeer lichtvaardig met de kerkelijke registers zouden gehandeld hebben.
Spr. staat paf over het feit, dat de heer de Groot zoo lichtvaardig durft spreken
over de gronden, waarop verschillende ergooiers op de lijst zijn gekomen. Spr. meent
dat men geen zakelijk motieven zoekt, doch persoonlijke.
De reclamant VEERMAN herhaalt nogmaals zijn opmerking over het opmaken van afschriften.
De VOORZITTER: Denkt u dat de Rijksarchivaris ook zoo lichtvaardig handelt?
De reclamant VEERMAN: Zij zijn wel bij het Rijksarchief geweest om ze om te koopen.
DE VOORZITTER acht het beter de discussie maar te staken.
De vergadering gaat in besloten zitting.
Na heropening besluit het bestuur de familie Rigter op de lijst te handhaven.
Een ander artikel S&L 19-02-1937
--------------------
ERFGOOIERS
--------------------
De familie Rigter.
HUIZEN. Van de gelegenheid tot inbrengen van bezwaren tegen de ledenlijst
van Stand en Lande, zoals deze ter inzage heeft gelegen, is door de gemeente
gebruik gemaakt door den heer P. Veerman Gzn.
Zijn bezwaar, met redenen omkleed, betrof het op de lijst staan van de naam Rigter
(Laren-Blaricum), daar zal z.i. deze familie noch op de nieuwe, noch op de bekende
lijst-1708 voorkomt.